Groep van organismen die zich van alle andere organismen onderscheidt, omdat zij zowel dierlijk aandoende stadia (kruipend of zwemmend) kennen als een zich met sporen voortplantend stadium, dat aan schimmels doet denken.
Voorbeeld: heksenboter

De meeste microfungi zijn kleiner dan 1 millimeter. Zij planten zich meestal voort tijdens een ongeslachtelijke fase van hun levenscyclus, in een zogenaamde imperfecte vorm, door ongeslachtelijke sporen op gespecialiseerde delen van het mycelium, of op en in eenvoudige voortplantingsorganen.
Voorbeeld: penseelschimmel

De macrofungi vormen vruchtlichamen, soms ondergronds en meestal bovengronds, die groter zijn dan millimeter. Zij zijn alle tenminste tot geslachtelijke voortplanting met asco- of basidiosporen in een zogenaamde perfecte vorm of teleomorf in staat.

Bij de zakjeszwammen worden de sporen meestal met acht tegelijk in een knots-, worm- of ballonvormige cel, het zakje of de ascus, in een kiemvlies gevormd.
Voorbeeld: esdoornhoutknotszwam

De meeste paddenstoelen horen hierbij. Bij de steeltjeszwammen worden de sporen op twee of vier korte steeltjes aan de top van knotsvormige of stemvorkachtige cellen, de basidiën, gevormd.

Bij de buikzwammen worden de sporen gevormd binnen het vruchtlichaam.

Voorbeeld: parelstuifzwam

Voorbeeld: grote stinkzwam

Voorbeeld: geel nestzwammetje

Bij de vlieszwammen worden de sporen gevormd aan de buitenzijde van het vruchtlichaam.

Voorbeeld: vliegenzwam

Voorbeeld: kastanjeboleet

Voorbeeld: gele stekelzwam

Voorbeeld: draadknotszwam

Voorbeeld: paarse korstzwam

Voorbeeld: echt judasoor